De Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) heeft op 1 juni jl. geoordeeld dat werkgevers ook in aanmerking komen voor de Regeling compensatie transitievergoeding als de datum waarop de werknemer twee jaar ziek is gelegen is vóór 1 juli 2015 en de arbeidsovereenkomst ná die datum pas is geëindigd. Op 1 juli 2015 is de Wet werk en zekerheid in werking getreden, waaronder het recht op een transitievergoeding bij de beëindiging van een dienstverband (artikel 7:673 BW).
De introductie van de transitievergoeding in juli 2015 heeft tot gevolg dat (ook) werkgevers die de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte willen beëindigen (opzegging middels een ontslagvergunning van het UWV of middels een beëindigingsovereenkomst) een transitievergoeding verschuldigd zijn. Dit voelt voor veel werkgevers onrechtvaardig, nu zij reeds twee jaar het loon tijdens ziekte hebben doorbetaald en daarnaast (vaak hoge) kosten hebben moeten maken voor de re-integratie van de werknemer. Deze knelpunten hebben ertoe geleid dat de Regeling compensatie transitievergoeding is opgesteld. Hetgeen is bepaald in deze regeling is sinds 1 april 2020 opgenomen in artikel 7:673e BW. Werkgevers die de arbeidsovereenkomst van een werknemer na twee jaar ziekte willen beëindigen komen in aanmerking voor een compensatie van de betaalde transitievergoeding.
Het eerste lid van artikel 7:673e BW beschrijft de voorwaarden waaraan de werkgever moet voldoen om in aanmerking te komen voor de compensatie:
- De werkgever was in verband met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:673 BW een transitievergoeding verschuldigd, en
- De arbeidsovereenkomst is beëindigd na de periode, bedoeld in artikel 7:670 lid 1 onderdeel a en lid 11 BW (= twee jaar), omdat de werknemer wegens ziekte of gebreken niet meer in staat was de bedongen arbeid te verrichten.
Als aan beide voorwaarden is voldaan, dan zal het UWV een compensatie verstrekken.
Het tweede lid van artikel 7:673e BW bevat een maximering van de hoogte van de compensatie. De hoogte is gemaximeerd tot het bedrag aan transitievergoeding dat de werkgever verschuldigd zou zijn bij beëindiging of niet voortzetting van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar.
Toepassing Regeling compensatie transitievergoeding in de praktijk
De introductie van de transitievergoeding zorgde er in de praktijk voor dat veel werkgevers na de loondoorbetalingsverplichting van twee jaar (indien een loonsanctie wordt opgelegd max drie jaar) de arbeidsovereenkomst ‘slapend’ hielden. Werknemers ontvangen tijdens ziekte geen loon meer, maar de arbeidsovereenkomst blijft in stand zodat geen transitievergoeding hoeft te worden betaald wegens de beëindiging van het dienstverband.
De vraag was echter of een werkgever in aanmerking komt voor de compensatie als de datum waarop de werknemer twee jaar ziek is ligt vóór 1 juli 2015 (de transitievergoeding bestond toen nog niet) en het dienstverband pas na die datum is geëindigd.
De CRvB oordeelt hierover als volgt:
In deze casus is de werknemer op 7 april 2015 twee jaar ziek. Op 22 augustus 2018 komen partijen middels een beëindigingsovereenkomst overeen dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2018 eindigt. De werkgever betaald een transitievergoeding ter hoogte van een bedrag van € 37.900,- bruto.
Op 1 april 2020 trad artikel 7:673e BW in werking. Deze werkgever verzoekt het UWV op 1 april 2020 om compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding aan de ex-werknemer.
Het UWV oordeelt bij besluit van 16 april 2020 dat de compensatie wordt gesteld op een bedrag van € 0,-. De werkgever voldoet weliswaar aan de voorwaarden zoals gesteld in het eerste lid, maar volgens het UWV kan de compensatie niet meer kan bedragen dan wat de werkgever verschuldigd zou zijn op de dag na het twee jaar durende opzegverbod bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte. In dit geval is dat 7 april 2015. Op die datum bestond volgens het UWV nog geen recht op de transitievergoeding. De werkgever gaat hiertegen in bezwaar bij het UWV. Partijen komen uiteindelijk bij de CRvB terecht.
De CRvB oordeelt dat sprake is van een onjuiste wetsuitleg door het UWV. Uit het feit dat voor 1 juli 2015 nog geen sprake was van verschuldigdheid van een transitievergoeding volgt echter niet dat de compensatie reeds om die reden op € 0,- dient te worden vastgesteld. Dit zou betekenen dat er naast de voorwaarden in het eerste lid, nog een voorwaarde wordt gesteld in het tweede lid van artikel 7:673eBW. Er wordt in dat geval categorisch onderscheid gemaakt: de gevallen waarin de datum waarop de werknemer twee jaar ziek is voor 1 juli 2015 lag en de beëindiging van het dienstverband erna zouden dan worden uitgesloten van de compensatie. Dat is nimmer de bedoeling van de wetgever geweest. Het doel van artikel 7:673e BW is immers om een einde te maken aan de slapende dienstverbanden. Uitzonderingen zijn denkbaar, bijvoorbeeld wanneer re-integratie op korte termijn mogelijk is.
In het tweede lid is slechts een maximering van het bedrag voor de compensatie opgenomen zodat geen misbruik zal worden gemaakt van de regeling.
De CRvB oordeelt dat uitdrukkelijk wordt aangesloten bij de datum van de beëindiging dan wel niet voortzetting van een arbeidsovereenkomst en niet bij de datum waarop de werknemer twee jaar ziek is en de loondoorbetalingsverplichting in beginsel stopt.
Conclusie
Voor de berekening van de hoogte van de compensatie wordt het dienstverband fictief verkort, indien deze later eindigt dan de datum waarop de werknemer twee jaar ziek is. Werkgevers worden hierdoor gestimuleerd om de dienstverbanden niet meer ‘slapend’ te houden. Ook werkgevers waarbij de werknemer reeds twee jaar ziek is voor 1 juli 2015, maar het dienstverband pas daarna eindigt, hebben recht op compensatie. Het oordeel van de CRvB zal er in de praktijk mogelijk toe leiden dat het UWV deze werkgever – maar ook andere werkgevers – de compensatie nog zal moeten uitbetalen.
Mocht u over dit onderwerp, dan wel een ander arbeidsrechtelijk onderwerp vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op! Wij helpen u graag verder.
Vindplaats: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2022:1180.
Geschreven door: Michelle Duijvestijn